Theorie van het beschadigd brein

Theorie van het beschadigd brein

Onze activiteiten voor de doelgroep van ouderen met dementie zijn gebaseerd op de theorie van het beschadigd brein van Anneke van der Plaats. Anneke verplaatst zich in de hersens van iemand met dementie. Hoe komt het dat iemand met dementie doet zoals ie doet? Door te begrijpen hoe het in het hoofd werkt kun je het gedrag verklaren. En zo ook zelf je eigen gedrag aanpassen in de omgang met de persoon met dementie.

Dementie begint vaak met vergeten, omdat het geheugen wordt aangetast. Maar dementie is meer, alle processen in het bovenbrein (of het denkend brein) vallen langzaam weg. In het bovenbrein zit niet alleen het geheugen, maar worden ook keuzes en beslissingen genomen en plannen gemaakt. Ook worden hier alle binnenkomende prikkels gefilterd en statische prikkels (zoals stilstaande beelden) verwerkt. Deze veranderingen in het bovenbrein hebben drie belangrijke gevolgen:

(1) Iemand met dementie kan het eigen leven niet meer sturen en is afhankelijk van wat anderen aanbieden. Die ander wordt regisseur van het leven van iemand met dementie. Dat maakt jouw rol heel belangrijk.

(2) Om het gevoel te hebben dat je nog leeft, hebben mensen (met dementie) prikkels nodig. Jij als regisseur moet voor die prikkels zorgen. De natuur biedt een scala aan positieve prikkels. Er valt van alles te ruiken, voelen, horen, proeven en te zien in de natuur. Dit zijn vooral dynamische prikkels, die in het functionerende onderbrein verwerkt worden.

(3) De hoeveelheid prikkels kan makkelijk uit balans raken. Mensen met dementie zijn sneller overprikkeld, omdat ze prikkels niet meer kunnen filteren. Hierdoor ontstaat onrust. Maar ook een gebrek aan prikkels (door een gebrek aan eigen initiatief) kan leiden tot onrust.

Het onderbrein (of emotionele brein) wordt niet aangetast door dementie. Negatieve emoties, zoals onrust of het gevoel van falen, kun je daarom vaak wegnemen door vriendelijk en empathisch te reageren.